1943: Julianaweg-Vught-Westerbork-Sobibor
“In april 1943 moet de familie Gold zich melden voor Kamp Vught. Ze gaan. Voor hun vertrek geven ze ons en de familie Ris een familieportret. Achterop de foto staat “ter herinnering aan de familie Gold””.
(Dit is een citaat uit een op 5 juni 2011 gehouden toespraak (die u hieronder helemaal kunt lezen). Het joodse gezin Gold, dat in 1938 -vanuit Duitsland gevlucht- in de toenmalige Prinses Julianaweg in (toen) Jutphaas was komen wonen, zou nooit meer in Hoograven terugkeren. De herinnering aan hen leeft voort.)
- 12 mei 2011: De rechtbank van München veroordeelde John Demjanjuk (91, tijdens WO II bewaker in nazi-vernietigingskamp Sobibor; -zie ook: hier-) wegens medeplichtigheid aan moord op 28.000 joden. (In Sobibor werden plm 170.000 mensen vermoord, waaronder ruim 34.000 Nederlandse joden)
- Op 2 juni 2011 meldden veel Nederlandse media (o.a. de Volkskrant) op gezag van het persbureau ANP: “Het vroegere nazivernietigingskamp Sobibor in het oosten van het huidige Polen is sinds vandaag, wegens geldgebrek, voor onbepaalde tijd gesloten” (voor bezoekers)
- (3 juni 2011: Bij het Joegoslavië-tribunaal werden aanklachten, o.a. genocide, voorgelezen aan Ratko Mladic.)
- 3 juni 2011 werd het nieuws over het Sobibor genuanceerd: het kamp blijft open voor publiek. Wel is er geldgebrek, waardoor een tentoonstellingsgebouw ’tijdelijk’ gesloten is en er voorlopig geen rondleidingen zijn. Poolse autoriteiten gaan op zoek naar geld om de faciliteiten van het herdenkingsmonument in ere te herstellen. (zie o.a.: hier)
-
5 juni 2011: In het Nationaal Monument Kamp Vught (voormalig SS-concentratiekamp) werden in samenwerking met Stichting Sobibor de kindertransporten van juni 1943 herdacht. Bij deze transporten werden ten minste 1269 joodse kinderen via Westerbork gedeporteerd naar Sobibor, alwaar deze kinderen vrijwel meteen werden vermoord.
Eén van die kinderen was de toen 12-jarige Lothar Gold, die tot april 1943 in de toenmalige Laan 1942 (Julianaweg) in Hoograven woonde
Na de herdenking werd de expositie Alle kinderen, ze zijn weg. Kamp Vught, juni 1943′ officiëel geopend. Deze expositie duurt tot 8 januari 2012 (Zie ook het filmpje: hier)
Eén van de sprekers op de herdenking was Williy van Cooten-Steenaart, geboren in februari 1943 als overbuurbaby in een huis tegenover dat van het gezin Gold op de Julianaweg.
Tevens heeft Willie Steenaart een blijvende herinnering geschonken aan de expositie; een schoemakerskist van Julius Gold, de vader van Lothar. Hoewel mevrouw Steenaart zich zelf die voormalige joodse overburen Gold niet bewust kan herinneren, is ze wel opgegroeid met die kist en het verhaal er achter.
Lees hieronder de toespraak van Willy Steenaart
(Lees ook: De schoenmakerskist van Julius Gold. (Herinnering aan een joods gezin uit de Julianaweg)
Toespraak van Willy Steenaart in Vught (5 juni 2011): “Het kleine buurmeisje van de Prinses Julianaweg”
Ik ben Willy Steenaart en ben geboren op 2 februari 1943 in Jutphaas bij Utrecht.
Vorig jaar in maart ben ik op bezoek geweest hier in Nationaal Monument Kamp Vught. Ik heb toen ons buurjongetje Lothar Gold terug gevonden. Zijn naam staat tussen de namen op het kindermonument (aanwijzen?).
In 1938 vlucht de familie Gold vanuit Berlijn naar Nederland. Het gezin Gold – vader Julius, moeder Gerda en zoon Lothar – komt te wonen aan de Prinses Julianaweg in Jutphaas, een klein dorpje onder de rook van Utrecht.
Op de Prinses Julianaweg wonen veel kinderrijke gezinnen.
Veel vaders werken bij de spoorwegen of bij de houtcentrale aan het …. kanaal. Mijn vader werkt bij de belastingdienst. We weten niet waar overbuurman Julius Gold werkt in die tijd. De buurkinderen vertellen dat hij kippen houdt in de achtertuin. En dat hij schoenen maakt, dat weet ik zeker.
Onze andere buren, de familie Ris met vader Gerrit, moeder To en hun twee dochtertjes Toosje en Elly wonen op nummer 339. Van beroep is vader Ris timmerman, hij werkt bij de spoorwegen. In zijn vrije tijd is hij in de tuin bezig of knutselt hij in zijn werkplaatsje in de schuur.
Dochter Elly kan zich de familie Gold nog goed herinneren. Dat komt voornamelijk door haar vriendschap met Lothar. Lothar is haar vriendje in de buurt. Wanneer ik haar vraag wat ze nog van Lothar weet zegt ze direct: “Hij had altijd zo’n mooi vestje aan. Vond ik echt prachtig.”
De tuin van de familie Ris is de ontmoetingsplaats voor de kinderen uit onze buurt. Want in die tijd spelen kinderen buiten en komen nauwelijks bij elkaar over de vloer, kinderen kennen elkaar voornamelijk uit de buurt of van school. Met verjaardagen wordt er in de tuin poppenkast gespeeld. Ook na de oorlog, wanneer ik groot genoeg ben om ook mee te mogen spelen, blijft de tuin van Ris een centrale rol spelen in onze buurt.
In de tuin heeft vader Ris voor de kinderen een grote zandbak gemaakt. ’s Zomers wordt de zandbak omgetoverd tot zwembad en in de winter dient hij als schaatsbaantje. Natuurlijk tot groot vermaak van de kinderen uit de buurt. In de tentoonstelling kunt u een foto zien van de zusjes Ris samen met Lothar op het ijs van hun zelfgemaakte ijsbaantje.
De zusjes Toosje en Elly Ris zitten op de protestantse school. Ik weet niet op welke school Lothar zit. Hij zit in elk geval niet bij de zusje Ris op school. Er is in die tijd, ook in Jutphaas, een streng onderscheid tussen protestantse en katholieke scholen. Dit onderscheid werkt ook zo in de tuin van de familie Ris: katholieke kinderen spelen nooit mee. Behalve met de poppenkastvoorstelling; dan komt iedereen. Lothar is er altijd bij, hij heeft veel vriendjes in de buurt. Zijn ouders hebben echter niet veel contact met vader en moeder Ris. Julius en Gerda Gold komen wel bij mijn ouders over de vloer.
Op een gegeven moment wordt de familie Ris aangegeven bij de politie door een buurvrouw. Vader Ris heeft net een nieuwe radio als de oproep komt dat alle radiotoestellen ingeleverd moeten worden. Hij voelt daar weinig voor en verstopt het toestel in de kelder. Daar luisteren ze samen met de buren naar de BBC. In een briefje aan de politie noemt de buurvrouw alle namen van de buurtbewoners die in de kelder rondom de radio bijeen komen. Wanneer de politie aan de deur staat wil vader Ris weten waar de verdenking vandaan komt. De politie laat het briefje zien. Vader Ris herkent het handschrift van de buurvrouw uit het poëziealbum van zijn dochters.
In april 1943 moet de familie Gold zich melden voor kamp Vught. Ze gaan. Voor hun vertrek geven ze ons en de familie Ris een familieportret. Achterop de foto staat “ter herinnering aan de familie Gold”. Mijn buurmeisje Elly kan zich nog herinneren dat de familie Gold vertrok uit Jutphaas. Zij weet nog dat er een vrachtwagen stond voor het huis van de familie Gold en hun spullen werden ingeladen.
Ook vriendje Rien Goenée kan zich die dag nog herinneren. Hij vertelt daarover het volgende: “Laan 1942 was een brede straat, waar twee rijbanen gescheiden werden door een parkje. Voor het huis van de familie Gold stond een duitse militaire vrachtwagen, zo een met twee banken aan elke kant en een zeildoek er overheen. Daarin werden Lothar en zijn ouders meegenomen. Rien zag de wagen aan de overkant van het parkje wegrijden en riep nog: “Lothar, waar ga je heen?”.”
Elly vertelt dat zij zich later nog vaak heeft afgevraagd wat er gebeurd is met Lothar en zijn ouders. Regelmatig hebben zij en haar zus zich de vraag gesteld waarom de buurt de familie Gold niet heeft laten onderduiken. Ze heeft er geen antwoord op. Het waren ook geen zaken die met kinderen van 8 en 10 besproken werden. Misschien uit angst voor de buurvrouw?
Ik ben dan pas drie maanden oud en kan me dus van deze tijd niets herinneren. Toch heeft de familie Gold altijd een plaatsje in mijn leven gehad. Bij zijn afscheid laat Julius Gold zijn schoenmakerskist bij mijn ouders achter. Hij belooft mij dat hij schoentjes voor me zal maken als hij terug komt.
Julius en zijn gezin zijn niet meer terug gekomen.
Mijn ouders hebben de kist altijd zorgvuldig bewaard. Julius had hem immers nodig als hij terug zou komen. En dan zou hij voor mij schoentjes maken.
Julius, Gerda en de kleine Lothar zijn nooit teruggekomen. De kist bleef bij ons op zolder staan. Ik ben opgegroeid met de gereedschapskist, het verhaal van Julius die schoentjes voor me zal maken en met de herinnering aan de familie Gold die de kist in zich draagt. Toen ik het huis uit ging heb ik de kist mee gekregen, ik heb hem altijd bewaard en regelmatig afgestoft.
Mijn buurmeisje Elly en Toos Ries en onze buurjongen Rien Goenée hebben evenals ikzelf tot vorig jaar niet geweten waar Lothar, Julius en Gerda Gold om het leven zijn gekomen. Na mijn bezoek aan Nationaal Monument Kamp Vught werd hun lot in één klap duidelijk. Hun verhaal is nu in de tentoonstelling te lezen. De schoenmakerskist van Julius en de foto’s van Lothar houden de herinnering aan deze mensen levend.